Toegang tot de nooddiensten
De telecomwet maakt een onderscheid tussen twee soorten van nooddiensten:
de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, namelijk:
- de medische spoeddienst (100 en 112);
- de brandweerdiensten (100 en 112);
- de politiediensten (101 en 112);
- de civiele bescherming (100 en 112);
de nooddiensten die vanop een afstand hulp bieden, namelijk:
- het antigifcentrum (070 245 245);
- de zelfmoordpreventie (0800 32 123, 02 649 95 55 en 1813);
- de teleonthaalcentra (106, 107 en 108);
- de kindertelefoondiensten (102, 103 en 104);
- het Europees centrum voor vermiste en seksueel misbruikte kinderen (110 en 116 000).
De exploitanten van elektronische-communicatienetwerken die niet voor het publiek beschikbaar zijn maar waarmee het mogelijk is naar openbare netwerken te telefoneren, moeten de toegang tot de nooddiensten via de noodnummers mogelijk maken (artikel 107, § 2, van de telecomwet).
De voornaamste verplichtingen van de operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiediensten aanbieden waarmee de eindgebruikers kunnen bellen naar een nummer in een nationaal of internationaal nummerplan, zijn de volgende:
- de burger in staat stellen om gratis en zonder onderbreking de nooddiensten te bellen en de oproep leiden naar de meest geschikte PSAP (“Public Safety Answering Point”, namelijk de beheerscentrale van de nooddiensten), d.w.z. die welke bevoegd is voor het geografische gebied waar de noodoproep vandaan komt (artikel 107, § 3, van de telecomwet);
- de nooddiensten prioritair toegang tot hun netwerken en diensten verlenen (artikel 105/1 van de telecomwet) en op het stuk van opheffing van storingen diezelfde diensten voorrang geven (artikel 105/2 van de telecomwet);
- tijdens de oproep naar de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden aan deze laatste de plaats van de beller meedelen, alsook zijn naam en zijn voornaam (artikel 107, § 4, van de telecomwet);
- meewerken aan de strijd tegen kwaadwillige oproepen naar de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden (artikel 107/3, § 2, van de telecomwet);
- aan het BIPT een incident melden dat een impact heeft op het netwerk, en daardoor de toegang tot de nooddiensten via dat netwerk treft (artikel 107/3, § 2, van de telecomwet);
- aan de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, via een fonds dat beheerd wordt door het BIPT, bepaalde kosten terugbetalen die deze nooddiensten hebben gemaakt (artikel 107/1 van de telecomwet).
De operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke mobiele communicatiediensten aanbieden, moeten ook onder andere doven of slechthorenden of personen die een andere handicap hebben waardoor ze geen spraakoproep kunnen verrichten, de mogelijkheid bieden om de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden via sms te bereiken (artikel 107, § 6, van de telecomwet).
Tot slot vergemakkelijkt het BIPT via het eengemaakte meldplatform (zie rubriek “Praktische informatie”) de mogelijkheid voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden, om in geval van technische moeilijkheden tijdens de noodoproep contact op te nemen met een operator.
Het BIPT heeft tot taak de naleving van de wetgeving te controleren en eventuele inbreuken te bestraffen.
Het wettelijke kader is als volgt:
- Artikel 2 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (verder de telecomwet) bevat nuttige definities voor deze materie: interpersoonlijke communicatiedienst (5/ 2°), nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst (5/3°), identificatie van de oproepende lijn (56°), identificatie van de oproeper (57°), nooddienst (58°), noodnummer (59°), noodcommunicatie (60°), PSAP (61°), werkingsgebied van een PSAP (62°), meest geschikte PSAP (62/1°).
- De artikelen 105/1 en 105/ 2 van de telecomwet regelen de kwestie van de prioritaire toegang van de nooddiensten tot de netwerken en diensten van de operatoren en voor de opheffing van de storingen.
Artikel 107 van de telecomwet is gewijd aan de verplichting voor de operatoren om toegang tot de nooddiensten te verlenen. Dit artikel 107 is ten uitvoer gelegd door de volgende besluiten:- het koninklijk besluit van 2 februari 2007 betreffende de nooddiensten;
- het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepalingen voor het aanleveren van locatiegegevens voor noodoproepen uitgaande van mobiele netwerken aan de nooddiensten overeenkomstig artikel 107, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;
- het ministerieel besluit van 4 juni 2007 tot vaststelling van de administratieve en technische maatregelen om nooddiensten in staat te stellen om kwaadwillige oproepen te bestrijden;
- het ministerieel besluit van 5 maart 2014 tot vaststelling van de technische oplossing die de operatoren die mobiele diensten van de tweede generatie aanbieden of doorverkopen dienen te implementeren zodat de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden per tekstbericht kunnen bereikt worden.
- Het besluit van 14 december 2017 verplicht de telecomoperatoren om aan het BIPT een beveiligingsincident te melden dat de toegang tot de nooddiensten aantast.
- Artikel 107/1 van de telecomwet is gewijd aan het fonds voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden. Dit artikel 107/1 is ten uitvoer gelegd door de volgende koninklijke besluiten:
- het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de nadere regels voor de werking van het fonds voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden;
- het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de regels voor de terugbetaling door het fonds voor de nooddiensten die hulp ter plaatse bieden van een eventuele overcompensatie;
- het koninklijk besluit van 2 april 2014 tot vaststelling van de principes volgens dewelke het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie de berekening en het bedrag verifieert en goedkeurt van de kosten waarvan aan het fonds voor de nooddiensten die ter plaatse hulp bieden de terugbetaling wordt gevraagd
Systeem voor waarschuwing van het publiek
Op verzoek van een burgemeester, een provinciegouverneur, de overheid van de Brusselse Agglomeratie die bevoegd is krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen of de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, moeten de operatoren die nummergebaseerde interpersoonlijke mobiele communicatiediensten aanbieden, berichten naar de bevolking verspreiden om ze te waarschuwen in geval van dreigend gevaar of grote ramp en om ze te informeren teneinde de gevolgen ervan te beperken.
Het volgende wettelijke kader is ter zake van toepassing: artikel 106/1 van de telecomwet en het koninklijk besluit ter uitvoering ervan, namelijk het koninklijk besluit van 23 februari 2018 betreffende de verzending van een kort tekstbericht in geval van dreigend gevaar of grote ramp.
Documenten
- Besluit van 9 september 2021 met betrekking tot het afsluiten van de inbreukprocedure ten opzichte van Proximus voor het niet waarborgen van een ononderbroken toegang tot de nooddiensten
- FAQ van het BIPT over het "fonds nooddiensten"
- Raadpleging op verzoek van het kabinet van de Minister van Economie van 30 september 2013 betreffende het ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering voor « eCall » van de artikelen 107, § 3, en 127 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie